We gingen in Troas aan boord van een schip en zetten rechtstreeks koers naar Samotrake; de dag daarop voeren we verder naar Neapolis. Van daar reisden we naar Filippi, een belangrijke stad in dat deel van Macedonië. In deze stad, die volgens Romeins recht wordt bestuurd, bleven we enkele dagen. Op sabbat gingen we de stadspoort uit in de richting van de rivier, want we vermoedden dat daar een gebedsplaats was. We gingen zitten en spraken de vrouwen toe die daar bijeen waren gekomen. Een van onze toehoorsters was een vrouw uit Tyatira die in purperstoffen handelde; ze heette Lydia en vereerde God. De Heer opende haar hart voor de woorden van Paulus. Nadat zij en haar huisgenoten waren gedoopt, nodigde ze ons uit met de woorden:
‘Als u ervan overtuigd bent dat ik in de Heer geloof, neem dan bij mij uw intrek.’ Ze drong er bij ons sterk op aan.
Een andere keer, toen we weer op weg waren naar de gebedsplaats, kwamen we een jonge slavin tegen die bezeten was door een geest en zo de toekomst kon voorspellen. Met haar waarzeggerij verdiende ze veel geld voor haar eigenaars. Terwijl ze achter Paulus en ons aanliep, schreeuwde ze aan één stuk door:
‘Deze mensen zijn dienaren van de allerhoogste God en verkondigen u hoe u gered kunt worden!’ Dat ging verscheidene dagen zo door. Toen Paulus er genoeg van kreeg, sprak hij de geest als volgt toe:
‘Ik beveel je in de naam van Jezus Christus:
verlaat haar!’ En op datzelfde moment ging de geest uit haar weg.